Scheidingsplanner Eveline Minkes

Artikel van de maand

Elke maand schrijft een van onze Scheidingsplanners zelf een artikel. Het artikel kan bijvoorbeeld een persoonlijke ervaring beschrijven, ons werk vaktechnisch toelichten of een opiniestuk zijn. Deze maand blikt Scheidingsplanner Leon van Laarhoven terug op zijn eigen succesvol verlopen co-ouderschap en wat daar voor nodig was. Scheidingsplanner Eveline Minkes licht deze maand een aantal uitspraken van de Hoge Raad over de inkomensafhankelijke combinatiekorting voor co-ouders vakinhoudelijk toe.

Uitspraken Hoge Raad inkomensafhankelijke combinatiekorting voor co-ouders

De inkomensafhankelijke combinatiekorting voor co-ouders geeft al jaren veel gedoe in mijn scheidingspraktijk. Wanneer hebben beide co-ouders er nu wel recht op en wanneer niet? Er is veel rechtspraak over en de Hoge Raad, onze hoogste rechtsinstantie, heeft hier zowel op 13 maart 2020 als op 29 januari 2021 een uitspraak over gedaan. Beide uitspraken hebben betrekking op het belastingjaar 2015. Helaas leiden de uitspraken tot andere uitkomsten…..

Wat is de inkomensafhankelijke combinatiekorting?

De inkomensafhankelijke combinatiekorting is een fiscale tegemoetkoming voor ouders die werk en zorg voor een kind 12 jaar combineert. De korting is geregeld in artikel 8.14a Wet inkomstenbelasting 2001. In dit artikel is onder andere bepaald dat je recht hebt op de korting als het kind op jouw woonadres staat ingeschreven. We moeten naar artikel 44.b van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting om te zien wanneer je als co-ouder ook recht hebt op de korting als het kind niet op jouw woonadres staat ingeschreven. Volgens de wettekst van 2015 moet het kind tegelijkertijd tot het huishouden van diens beide ouders behoren. En: een kind behoort tegelijkertijd tot het huishouden van diens beide ouders indien hij/zij doorgaans ten minste 3 gehele dagen per week in elk van beide huishoudens verblijft.

Hoe strikt gaat de Belastingdienst hiermee om?

Het is altijd de vraag geweest hoe strikt de belastingdienst omgaat met die laatste bepaling: hoe werkt het uit als de co-ouders bijvoorbeeld een week op week af-systeem hanteren? Voldoe je dan niet aan de voorwaarden en heb je dan geen recht op de korting?

Allereerst de uitspraak van de Hoge Raad van 13 maart 2020. Het gaat om co-ouders met een dochter. In 2015 verbleef de dochter op basis van een omgangsregeling afwisselend bij de vader en bij de moeder. De omgangsregeling voorzag in een tweewekelijks schema, waarin de dochter, bezien vanaf een maandag in de eerste week, eerst twee dagen bij belanghebbende verbleef, dan twee dagen bij de moeder, vervolgens vier dagen bij belanghebbende en daarna zes dagen bij de moeder. Is de vader ook co-ouder voor de inkomensafhankelijke combinatiekorting? De belastinginspecteur vond van niet, de rechtbank weer wel, het gerechtshof weer niet.

Uitspraak Hoge raad 2020

Wat vond de Hoge Raad? De Hoge Raad gaf het volgende aan: In de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 8.14 Wet IB 2001 valt te lezen: “Een en ander heeft tot consequentie dat in geval van co-ouderschap waarbij beide ouders niet samenwonen maar de zorg voor de kinderen gelijkelijk verdelen toch door beide ouders de combinatiekorting kan worden genoten.” Uit deze passage kan worden afgeleid dat de wetgever beoogde dat de combinatiekorting (later de inkomensafhankelijke combinatiekorting geworden in artikel 8.14a) kan worden genoten door beide ouders als zij de zorg voor de kinderen gelijkelijk verdelen. Aan het criterium dat beide ouders de zorg voor de kinderen gelijkelijk verdelen is doorgaans voldaan als een kind van niet samenwonende ouders behoort tot het huishouden van één van de ouders, en het kind doorgaans ten minste 3 tot 3,5 dag per week verblijft in het huishouden van de andere ouder.

Verder werd in het kort aangegeven: dat, overeenkomstig de hiervoor vermelde parlementaire geschiedenis de inkomensafhankelijke combinatiekorting ook kan worden genoten door beide ouders als zij de zorg voor de kinderen gelijkelijk verdelen in een ander duurzaam ritme dan een verblijf van ten minste 3 tot 3,5 dag per week. De Hoge Raad gaf dus een ruimere uitleg waardoor meer co-ouders recht zouden kunnen hebben op de korting.

In de vakliteratuur werd vervolgens aangenomen dat de korting ook van toepassing is voor de co-ouder op wiens adres het kind niet staat ingeschreven als de zorg voor het kind gelijk wordt verdeeld in een duurzaam ritme.

Uitspraak Hoge Raad 2021

Daarna heeft de Hoge Raad op 29 januari 2021 weer een uitspraak gedaan in een andere zaak. Ook hier gaat het om co-ouders met een dochter. De ouders hadden een tweewekelijks verblijfschema waarin de tijdstippen staan waarop het kind in 2015 bij de co-ouder verblijft op wiens adres het kind niet staat ingeschreven: in de eerste week op woensdag vanaf 07:30 uur tot en met donderdag 19:30 uur en op zaterdag vanaf 09:00 uur tot en met maandag 09:00 uur, en in de tweede week op woensdag vanaf 07:30 uur tot en met donderdag 19:30 uur. De belastinginspecteur vond dat deze ouder geen recht had op de inkomensafhankelijke combinatiekorting, de rechtbank ook niet en het gerechtshof weer wel.

De Hoge Raad deed de volgende uitspraak: “In de slotzin van artikel 44.b van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting wordt opgenomen wanneer een kind tegelijkertijd tot het huishouden van beide ouders behoort. Hier wordt aansluiting gezocht bij de jurisprudentie op dit punt. Recentelijk (HR 2 november 2001, nr. 36.588) maar ook eerder (HR 25 november 1998, nr. 33.642) is door de Hoge Raad aangegeven dat een verblijf van doorgaans ten minste drie tot drieënhalve dag per week bij de belastingplichtige voldoende is, om (volledig) tot diens huishouden te behoren. In de regeling is daarbij aangesloten door op te nemen dat indien een kind doorgaans ten minste drie gehele dagen (3 x 24 uur) in de week bij de belastingplichtige verblijft en de overige dagen van de week doorgaans bij de andere ouder, het kind tegelijkertijd tot het huishouden van beide, niet samenwonende, co-ouders behoort”. Gelet hierop dient bij de toepassing van het criterium ‘drie gehele dagen’ in artikel 44b van de Uitvoeringsregeling, als uitgangspunt te worden genomen ‘3 x 24 uur’.

In deze uitspraak gaat de Hoge Raad dus weer voor een striktere uitleg.

Onduidelijke positie co-ouders

Het maakt de positie van de co-ouder waar het kind niet staat ingeschreven niet duidelijker op. Terwijl scheidende ouders juist behoefte hebben aan duidelijkheid om zoveel mogelijk discussies bij het regelen van de scheiding te voorkomen. Op een discussie over waar het kind wordt ingeschreven omdat je dan wel recht hebt op de korting, zit je als ouders niet te wachten.

Voor de jaren tot en met 2020 zullen de huidige uitspraken van de Hoge Raad helaas nog tot veel rechtszaken met de belastingdienst kunnen leiden.

Nieuwe regeling voor 2021

In 2021 was de situatie anders. De tekst van artikel 44.b van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting is namelijk voor dit jaar aangepast! De uitvoeringsregeling geeft nu aan: een kind behoort tegelijkertijd tot het huishouden van diens beide ouders indien hij, in een binnen het kalenderjaar doorgaans repeterend ritme, ten minste 156 dagen van het kalenderjaar in elk van beide huishoudens verblijft. Indien het kind niet gedurende het gehele kalenderjaar, maar wel gedurende ten minste zes maanden, in elk van beide huishoudens enkele dagen verblijft, wordt het aantal dagen, genoemd in de tweede zin, naar tijdsgelang herrekend. Schijnbaar heeft de uitspraak van de Hoge Raad van 13 maart 2020 de staatssecretaris van Financiën aanleiding gegeven om de regeling aan te passen. Het is afwachten of deze nieuwe uitspraak ook voor aanpassingen gaat zorgen.

Huidige regels

Voor de actuele voorwaarden van de inkomensafhankelijke combinatiekorting verwijzen wij je graag naar de website van de Belastingdienst.

Auteur: Eveline Minkes – Scheidingsplanner Bilthoven – Hilversum – Huizen – Naarden – Soest

Bron:
ECLI:NL:HR:2020:415
ECLI:NL:HR:2021:142

Andere artikelen van de maand