Berekening partneralimentatie 2023

Met ingang van 2023 is de manier waarop berekend wordt hoeveel partneralimentatie mensen kunnen betalen veranderd. Er wordt nu anders gekeken naar wat de financiële draagkracht van beide partijen is. Voor de berekening van de draagkracht voor partneralimentatie gelden vanaf januari 2023 grotendeels dezelfde uitgangspunten als bij de kinderalimentatie. Ook hier wordt uitgegaan van het netto besteedbaar inkomen van de onderhoudsplichtige. Door deze wijzigingen krijg je onder meer te maken met het nieuwe begrip ‘woonbudget’. Daarnaast wordt er niet meer gekeken naar wat er aan vrije bestedingsruimte overblijft nadat de eerste levensbehoeften zijn voldaan. In dit artikel leggen we uit wat er precies aan de partneralimentatie in 2023 is veranderd.

Draagkracht onderhoudsplichtige

Bij de berekening wordt allereerst de behoefte aan partneralimentatie bij de minstverdienende partner bepaald. Daarna wordt er gekeken naar de draagkracht van onderhoudsplichtige, diegene die het hoogste inkomen geniet van scheidende partijen. Met andere woorden: wat kan zij/hij gezien haar/zijn draagkracht betalen? De draagkracht wordt over het algemeen berekend op basis van de zogenoemde Tremanormen. Bij de Tremanormen wordt vanaf 1 januari 2023 gekeken naar het verschil tussen het besteedbaar inkomen en het draagkrachtloos inkomen van de onderhoudsplichtige.

Hoe wordt het netto besteedbaar inkomen berekend?

Het netto besteedbaar inkomen is het resultaat van het verschil tussen het bruto-inkomen verminderd met de verschuldigde inkomensheffing over box 1, 2 en 3 loonbelasting rekening houdend met de toepasselijke heffingskortingen. Het eventueel fiscaal voordeel dat betrekking heeft op de eigen woning wordt niet bij het netto besteedbaar inkomen geteld. Daarnaast blijft het te ontvangen bedrag van kind gebonden budget achterwege voor de vaststelling van de draagkracht voor de partneralimentatie.

Hoe is het draagkrachtloos inkomen opgebouwd?

Op het netto besteedbaar inkomen worden de redelijke kosten van levensonderhoud van de onderhoudsplichtige in mindering gebracht. Het draagkrachtloos inkomen is sinds januari 2023 opgebouwd uit een tweetal forfaitaire lasten:

  • A) Woonlasten/woonbudget, waarbij dit woonbudget naast de reguliere/gebruikelijke hypotheekrente en aflossingen ook rekening houdt met spaarinleg/beleggingsinleg, premie opstalverzekering, lokale belastingen, polder- en waterschapslasten en kosten voor onderhoud. Er wordt verondersteld dat dit woonbudget 30% bedraagt van het besteedbaar inkomen.
  • B) een bedrag van € 1.175,00 voor de kosten van levensonderhoud, dat als volgt is opgebouwd:
    • Bijstandsnorm € 1.196,00
    • Wooncomponent -/- € 223,00
    • Ziektekosten € 157,00
    • Ziektekostencomponent -/- € 3,00
    • Onvoorzien € 50,00
    • Totaal (afgerond op 5 euro) € 1.175,00
  • C) Voor de pensioengerechtigden geldt een bijstandsnorm van € 1.331,00 (januari 2023). Daarom dient voor hen het bedrag voor de kosten van levensonderhoud te worden verhoogd tot € 1.315,00.

Van het netto besteedbaar inkomen, verminderd met de hiervoor genoemde forfaitaire bedragen, is 60% beschikbaar als draagkracht voor partneralimentatie. Deze draagkracht dient vervolgens gebruteerd te worden. De eventuele hypotheekrenteaftrek van de onderhoudsplichtige kan bij deze brutering in beginsel buiten beschouwing blijven. Doordat de partneralimentatie en de hypotheekrente vanaf 1 januari 2023 beide alleen nog aftrekbaar zijn in de laagste belastingtariefschijf, heeft de hypotheekrente aftrek geen invloed op de brutering.

Hoe zit het precies met het woonbudget?

Waar voorheen de daadwerkelijk woonlasten in de berekening werden meegenomen, wordt er nu een woonbudget gehanteerd dat 30 procent van het netto-inkomen bedraagt. Hieruit worden alle woonkosten betaald. De onderhoudsplichtige wordt dus geacht vanuit het woonbudget alle redelijke lasten voor een woning passend bij zijn/haar inkomen te kunnen voldoen.

Voor een huurwoning worden onder het woonbudget de huurtermijn (verminderd met eventuele huurtoeslag), verplichte servicekosten en lokale belastingen verstaan. Voor zowel huur- als koopwoningen geldt dat (redelijke) lasten voor gas, water en licht die meer bedragen dan het bedrag dat vanuit de bijstandsnorm kan worden voldaan, ook vanuit het woonbudget voldaan moeten worden.

Uitzonderingen op het woonbudget

Er wordt dus in principe bij de berekening geen rekening meer gehouden met hogere of lagere woonlasten; 30 procent van het netto-inkomen is het uitgangspunt. Toch zijn er uitzonderingen mogelijk, bijvoorbeeld als de hogere woonlasten niet vermijdbaar en niet verwijtbaar zijn. Of om rekening te houden met lagere woonlasten van de betalende ex-partner, als de ontvangende ex-partner geld tekort komt.

Onderhoudsplichtige heeft aanmerkelijk hogere woonlasten

Een uitzondering kan zijn, dat als een onderhoudsplichtige duurzaam aanmerkelijk hogere woonlasten heeft dan via het woonbudget is berekend, dat er met die extra lasten rekening worden gehouden. Er moet dan wel kunnen worden vastgesteld dat deze lasten niet vermijdbaar zijn en dat het (voort)bestaan daarvan niet aan de onderhoudsplichtige kan worden verweten.

Onderhoudsplichtige heeft aanmerkelijk lagere woonlasten

Als er eventueel sprake is van een tekort aan draagkracht bij de onderhoudsplichtige om in de behoefte van de onderhoudsgerechtigde te voorzien, dan kan in deze situatie ook naar een uitzondering gekeken worden. De onderhoudsgerechtigde moet dan wel voldoende onderbouwd kunnen aangeven dat de werkelijke woonlasten van een onderhoudsplichtige duurzaam aanmerkelijk lager zijn dan het berekende woonbudget.

Als de onderhoudsplichtige bijvoorbeeld samenwoont met een nieuwe partner, ligt het op zijn/haar weg om inzicht te geven in de eigen werkelijke woonlasten. Er kan dan reden zijn om met een lager bedrag dan het woonbudget te rekenen. Hierbij geldt wel het uitgangspunt dat de nieuwe partner de helft van de gezamenlijke woonlast ook echt kan dragen.

Vrije bestedingsruimte

Wat ook verandert is dat er dit jaar niet meer gekeken wordt naar wat er bij beide partijen overblijft aan vrije bestedingsruimte nadat de eerste levensbehoeften zijn voldaan. Gedachte hierbij was dat de ene partner niet heel veel meer overhield dan de andere partner. In het nieuwe uitgangspunt wordt er gekeken naar wat beide partijen feitelijk te besteden hebben. Dat moet gelijk zijn nadat de alimentatie is betaald. Bijzondere kosten die niet verwijtbaar en niet vermijdbaar zijn, worden in die vergelijking meegenomen. Dit geldt ook voor de kosten van de kinderen, voor zover die niet uit een kindgebonden budget worden vergoed.

Berekening partneralimentatie 2023 is maatwerk

Door de invoering van deze aanpassing is de berekening van partneralimentatie nog meer maatwerk geworden. Hoewel nu het woonbudget gehanteerd wordt, zijn er altijd uitzonderingen mogelijk. Daarnaast wil je er zeker van zijn dat jullie beiden evenveel te besteden hebben. Het staat jullie bovendien vrij om onderling andere afspraken te maken. De Scheidingsplanner kan jullie hier goed bij helpen. Door jullie financieel inzicht te geven kunnen jullie samen beoordelen wat nu redelijk naar elkaar toe is. Ook kan hierdoor veel discussie tussen partijen voorkomen worden.